Hoe wordt de jaarlijkse taks op de effectenrekeningen berekend?
Voor de berekening van de taks zijn volgende begrippen relevant:
Referentieperiode: dit is een periode van 12 opeenvolgende maanden die aanvangt op 1 oktober en eindigt op 30 september van het volgende jaar.
Aangezien de wet pas op 26 februari 2021 in werking is getreden, zal de eerste referentieperiode uitzonderlijk lopen van 26 februari tot en met 30 september 2021.
Specifieke referentieperiode: Een ‘specifieke’ referentieperiode ontstaat bijvoorbeeld naar aanleiding van het afsluiten van een effectenrekening of wanneer de enige of laatste titularis van een effectenrekening inwoner wordt van een staat waaraan de heffingsbevoegdheid op vermogen uitdrukkelijk en exclusief is toegewezen.
Referentietijdstippen: dit zijn de tijdstippen waarop de vermogensfoto’s (= waardebepaling) van de effectenrekening worden genomen. In principe zijn er vier referentietijdstippen: op 31 december, 31 maart, 30 juni en 30 september.
Aangezien de wet pas op 26 februari 2021 in werking is getreden, zullen er in de eerste referentieperiode slechts drie referentietijdstippen zijn, namelijk op 31 maart, 30 juni en 30 september.
Algemene berekeningswijze:
Op het einde van de referentieperiode wordt de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten berekend op basis van de vermogensfoto’s genomen op de verschillende referentietijdstippen, als volgt:
- de laatste dag van elk kwartaal is een referentietijdstip: 31 december, 31 maart, 30 juni en 30 september. Normaal gezien zijn er vier referentietijdstippen, met uitzondering van het eerste jaar waarin de taks in werking is getreden (2021).
- Op elk referentietijdstip wordt een vermogensfoto gemaakt van de waarde van de belastbare financiële instrumenten op de effectenrekening.
- Deze vermogensfoto’s worden opgeteld en gedeeld door het aantal referentietijdstippen.
- Op die manier wordt de gemiddelde waarde verkregen op de laatste dag van de referentieperiode (dus 30 september).
- Indien deze gemiddelde waarde hoger ligt dan 1 miljoen euro, dan wordt de verschuldigde taks berekend aan het tarief van 0,15 procent.
- Voor effectenrekeningen met een maximale waarde van 1.015.228,43 euro wordt de taks geplafonneerd. Het bedrag van de taks wordt dan beperkt tot 10 procent van het verschil tussen de (i) belastbare grondslag (= de totale gemiddelde waarde) en (ii) het bedrag van 1 miljoen euro. Bijvoorbeeld: indien de gemiddelde waarde van een effectenrekening 1.001.000 euro bedraagt, dan is het bedrag van de taks gelijk aan 100 euro (10% op het verschil tussen 1.001.000 euro en 1.000.000 euro) in plaats van 1.501,50 euro (0,15% op de gemiddelde waarde).
Voorbeeldberekeningen
Voorbeeldberekening bij een volledige referentieperiode:
U bent titularis van een effectenrekening bij BNP Paribas Fortis NV sinds 1 januari 2021. De gemiddelde waarde van de aangehouden belastbare financiële instrumenten is als volgt:
- waarde op 31 maart 2021= 1.560.000 euro
- waarde op 30 juni 2021= 1.670.000 euro
- waarde op 30 september 2021= 1.340.000 euro
De gemiddelde waarde = (1.560.000 + 1.670.000 + 1.340.000) = 4.570.000 euro / 3 = 1.523.333,33 euro
Het bedrag van de taks bedraagt in dit geval 1.523.333,33 euro *0,15% = 2.285 euro
Voorbeeldberekening bij een specifieke referentieperiode (afsluiten van een effectenrekening):
U bent titularis van een effectenrekening bij BNP Paribas Fortis NV sinds 1 januari 2021 en sluit deze af op 7 juli van hetzelfde jaar. In dit geval zullen de foto’s van 31 maart en 30 juni worden gebruikt om de gemiddelde waarde te bepalen:
- waarde op 31 maart 2021= 1.560.000 euro
- waarde op 30 juni 2021= 1.670.000 euro
De gemiddelde waarde = (1.560.000 + 1.670.000) = 3.230.000 euro / 2 = 1.615.000 euro
Het bedrag van de taks bedraagt in dit geval 1.615.000 euro *0,15% = 2.422,50 euro